LANGOUSTINE 

 

Als je kind bent zijn er massa’s gerechten waarvan je gruwt. Moeders willen echter dat de nakomeling zijn of haar bordje leeg eet en proberen uitentreuren supergezonde slabladeren en vitaminerijke witlofstronken of spruitkool in een hevig tegenwerkende peuter naar binnen te proppen. Wat mezelf betreft eindigden dergelijke acties indertijd in een dagelijks terugkerend diner-drama. Ik werd dan zonder pardon met mijn bordje naar een zijkamertje verbannen en zat daar huilend op mijn knietjes achter een stoel in de meest weerzinwekkende slierten, brokken, prut en wat dies meer zij te prikken en te scheppen. Maar eten, ho maar.

Vele jaren later leer je de gerechten pas waarderen, kun je zelfs genieten van de ooit zo versmade bietjes en houd je bij het aanbod van verse spinazie nog eens opgewekt je bordje bij.

 

‘Aanstelleritus om dit of dat niet te lusten. Probeer het dan tenminste een keer.’ Ik zal het ongetwijfeld mijn kinderen ooit tot vervelens toe hebben voorgehouden. Stelde daarbij mezelf nog ten voorbeeld: ik lust alles!

Behalve dan bijvoorbeeld kaviaar. Staat ook gelukkig nooit op het menu: die verschrikkelijk eng knapperende visseneitjes, die alleen al bij het idee aan hun oorsprong: namelijk kuit van de steur, de rillingen over mijn rug jagen. En oesters. In zo’n schelp, weet je wel. Zo’n bakje snot. Ook zo ongelofelijk smerig. Maar verder lust ik dus alles. Dacht ik.

Nu bleek dat laatste toch tegen te vallen. Ik ben blijkbaar nog steeds niet over mezelf uitgeleerd. Zo kreeg ik dezer dagen iets voorgeschoteld waarvan ik dacht: help, waar is hier de nooduitgang.

 

Feestje, hapje, drankje. Op een chique feest kun je moeilijk met boerenhutspot aankomen. Het moet apart zijn, exclusief en nog buitenissiger dan op het onlangs gehouden partijtje van de buren. Dus wat laat je dan door de ingehuurde catering aanrukken…?

 

Ik had al enige argwaan kunnen koesteren bij het zien voorbijkomen van de borden afval die terug naar de keuken werden vervoerd. Maar het was nog erger dan ik al vermoedde. Wat er geserveerd werd was een monstertje. Tamelijk angstaanjagend ook, met griezelige poten, vervaarlijke scharen en ijzingwekkende voelsprieten. Wat vooral opviel waren de pikzwarte oogjes die als kooltjes bovenop het kopje lagen. Veel zag hij er niet mee want het diertje was dood naar men mag hopen. Het bivakkeerde op een hoopje groente-achtig spul. Zeewier?

 

Niet flauw zijn en je bordje leegeten, sprak ik mezelf vermanend toe. Dat viel niet mee. Er zat namelijk niet veel eetbaars aan. Het dier had geen vlees op het schrale lijf. Alleen de achterkant voelde vrij zacht aan en bood wat vlezigs ter grootte van een uit de kluiten gewassen garnaal. Ik boorde mijn vork in het lijfje, deed mijn ogen dicht en nam een hap. Tot mijn verrassing en opluchting niet onsmakelijk. Helaas bleek het karkasje keihard en was het kennelijk ook niet de bedoeling dat het verorberd werd want overal om me heen liepen serveerster rond met borden langoustines zonder kontje. Dit was het dus blijkbaar. Het piepkleine hoopje onbestemd groen waarop het dier lag uitgespreid moest de honger stillen.

 

Ik had medelijden met het kreeftje: alleen maar voor zo’n schamel beetje smaakgenot doodgemaakt. Ach, zo’n beestje spartelt toch ook liever met zijn broertjes en zusjes in de Noorse Zee rond.

 

Er zijn massa’s mensen die het een delicatesse vinden. Mijn zegen hebben ze en let vooral niet op mij. Maar om misverstanden te voorkomen: dit hoef je niet speciaal voor mij klaar te maken als ik op bezoek kom.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb