UITSTEL

 

UITSTEL

 

De wereld is een tranendal, mompelde hij achter het bewasemde windscherm van zijn fiets. Je zag dergelijke attributen zelden in gebruik, eigenlijk alleen voor peutertjes en dan in combinatie met een kinderzitje. Maar hij had er speciaal eentje op maat op zijn stuur laten monteren omdat hij van tegenwind de laatste tijd zo kortademig werd. En dat kon hij nu eenmaal niet gebruiken, als 1e hoboïst van het plaatselijk symfonieorkest.

Ach, hij had wel andere ambities gehad, ooit, lang geleden. Maar toen deze orkestbaan op zijn pad kwam had hij hem met beide handen aangegrepen. En nu was het al 35 jaar zijn dagelijkse routine. Ja, waar bleef de tijd. Hoogte- en dieptepunten waren er geweest. Hij had veel dirigenten zien komen en gaan. Plichtsgetrouw als hij was, had hij altijd hard gestudeerd. Goed was zelden goed genoeg. Hij kende het geijkte orkestrepertoire als geen ander. Mooie solo’s gespeeld ook. Al werd het door de jaren heen een baan als alle andere: gezapig, zelfs af en toe tot geeuwens toe vervelend.

Daar was verandering in gekomen met de komst van Sylvia. Zij had al een wervelende carrière achter de rug in het buitenland, zat vanaf dag één in het bestuur en had tijdens vergaderingen het hoogste woord. Ze bracht een enorme hoeveelheid aan vernieuwende ideeën ter tafel waar grif naar geluisterd werd. Haar sprankelende klarinettoon gaf een extra dimensie aan het ietwat ingedutte provincie-orkest en haalde zeker in hem het beste naar boven.

Samen met haar leefde hij op uit zijn gezapigheid en kon hij tot ongekende prestaties komen. ‘s Morgens stond hij net iets langer dan normaal voor de spiegel om perfect geschoren en gesoigneerd straks weer plaats te nemen naast deze sprankelende verschijning. Zij rook altijd zo lekker naar lavendelzeep en ze hield vaak tijdens concerten haar uitbundige donkerblonde krullen in bedwang met een diadeem, versierd met diamantjes. Misschien waren ze wel nep maar dat deed niets af aan het oplichten van de steentjes die hem steeds bewust deden zijn van haar aanwezigheid aan zijn linkerzijde. Soms werd er zo’n lichtje door de podiumlampen weerkaatst en pinkelde het over zijn bladmuziek als het toverstafje van een elfje. Het gaf een extra magie aan zijn spel. Geheel in de ban van de muziek luisterde hij naar het versmelten van hun beider tonen om zo tot een hoogtepunt van wonderlijke saamhorigheid te komen. Hij waagde een kleine blik van verstandhouding haar kant uit, wanneer de partituur dat enkele seconden toeliet. Zij scheen echter zijn ontroering niet op te merken. Flirtte in de pauze zonder de minste gêne met de concertmeester. Sommige vrouwen waren daar gemakkelijk in al waren ze niet meer zo piep en sinds lang getrouwd. Zij had zelfs een volwassen zoon. De jongeman scheen een begaafd musicus te zijn.

Hij roerde langzaam zijn koffie aan zijn tafeltje in een hoekje van de artiestenfoyer. Het was niets, kon ook niets worden. Hijzelf was ook gebonden immers. Hij deed geen moeite. De droom kleurde zijn dagen, dat was hem genoeg.

Het was een stommiteit geweest, naar hij veronderstelde, een moment van onoplettendheid. Zes weken geleden was hij van de keukentrap gevallen bij het monteren van een afdak boven het terras. Hij herinnerde zich niets meer van de valpartij en werd pas wakker toen hij in de ambulance lag en met loeiende sirenes naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis werd afgevoerd. De verwondingen vielen mee. Nu rees nog de vraag naar de oorzaak. Wat was er eerder: de val of de black-out. Er stond opeens een heel circus aan verpleegkundigen om hem heen. Of hij nu nog zo hard riep dat er niets aan de hand was, hij moest en zou er uitvoerig worden onderzocht. Er werd bloed geprikt, een hartfilmpje gemaakt, een longfoto genomen. Nadat er diverse functies gecontroleerd waren, bleken zijn bloedwaarden niet in orde te zijn.

Het waren zijn longen, vernam hij enkele dagen later. Hij had de laatste tijd wel vaker gemerkt dat het spelen hem niet meer zo makkelijk afging als vroeger. De blaastechniek van een hobo luistert heel nauw. Hij maakte weleens een missertje dat hij vooralsnog geroutineerd wist te camoufleren. Hij had zijn afspraken zo gepland dat hij Coby nog niets had hoeven vertellen. Eerst maar eens de verdere onderzoeken afwachten. Hij merkte intussen wel dat zijn techniek snel achteruit ging. Misschien wel juist omdat hij nu op de feiten was geattendeerd. Sylvia keek de laatste tijd weleens naar hem maar niet met de blik waarop hij hoopte. Het was er een van ergernis en ongenoegen. Verwijdering, afwijzing zelfs. Hij ging er niet beter door spelen.

Hij hield nog wel vast aan zijn dagdromen. Daar deed hij niemand kwaad mee. Die gingen trouwens niet alleen over Sylvia maar soms ook over alle verre reizen die hij nooit gemaakt had, enkele uitwisselingsconcerten met het orkest naar het buitenland daargelaten. Als Coby naar haar wekelijkse koorrepetitie was, spreidde hij een landkaart over de keukentafel uit om precies met een potloodje een tocht uit te stippelen van waar hij nooit geweest was tot waar hij nooit zou komen. Er kwamen stapels naslagwerken en dvd’s aan te pas en de hele avond werd elke bestemming tot in klein detail uitgewerkt en gewogen. Veel avontuurlijke tochten had hij zo in zijn fantasie gemaakt. De Oriënt-Express, een uitstapje met een hondenslee in Alaska, een boottocht over de Nijl. Tibet, Nieuw-Zeeland…

Hij wist dat Coby niet van reizen hield. Die zat het liefst op de koffie bij de buurvrouw of te chatten met haar vriendinnen. Shoppen was ook een favoriete bezigheid. Het gaf allemaal niet. Zij was een goede echtgenote. Dit was zijn eigen kleine guilty pleasure.

Ach, wie weet, zeg nooit: nooit. Hij had nu van de ene dag op de andere tijd genoeg. Als die ziekenhuisonderzoeken nu maar een beetje wilden meevallen… Volgende week zouden er nog meer van start gaan. Dan kon hij er niet meer omheen, moest hij Coby wel zeggen dat zijn gezondheid het  liet afweten en dat hij daarom was ontslagen.

Het woord bleef bijna in zijn keel steken toen hij het hardop voor zichzelf en nog steeds vol ongeloof uitsprak: ontslagen. Hij functioneerde niet meer sinds zijn val. Hem was zonder al te veel plichtplegingen de deur gewezen, ongeacht de uitslag van het ziekenhuis. Een timmerman kon nog eens op zijn duim slaan zonder dat het meteen een ramp was. Maar een muzikant die vals speelt, dat hoor je meteen. Over de juiste voorzieningen tot aan zijn pensioen zou er nog een gesprek volgen. En dat was dat.

Thuisgekomen gooide hij zijn fiets tegen het schuurtje. De hond kwam hem vrolijk kwispelend begroeten.

‘Beste hond, braaf, braaf.’ Hij raapte een korte, afgevallen tak van de grond en gooide hem een eindje weg.

‘Apport Bruno!’

Het dier holde er uitgelaten achteraan en kwam weer terug, legde de tak voor zijn voeten.

‘Nog één keer dan. Baasjes hoofd staat er vandaag niet zo naar.’

Hij aaide hem, gooide lusteloos de tak een eindje weg.

‘Ja, jij weet van geen ophouden hé. Even niet. Af!’

In de keuken trof hij zijn vrouw. Ze stond neuriënd karbonaadjes te bakken. Ernaast stonden een pannetje andijvie en een pannetje gevuld met aardappelen gemoedelijk zij aan zij op het fornuis.

‘Het eten is over een kwartiertje klaar’. Een vluchtige zoen. Gewoon, net als elke dag. Hij kon het even niet over zijn hart verkrijgen haar het geheim nu plompverloren mee te delen. Twee geheimen zelfs, sinds vandaag. Hij nam zich voor om straks, als altijd, naar zijn studeerkamer gaan om wat lastige orkestpartijtjes door te nemen. Hij kende het repertoire op zijn duimpje na al die jaren maar hij had het altijd zijn plicht gevonden om te blijven studeren. Een uurtje, niet te lang. Deze avond zou net zo verlopen als alle voorgaande. Hij besloot om de komende dagen als vanouds ’s morgens op de fiets met zijn hobo en orkest-map te vertrekken om in de namiddag weer thuis komen. Dat hoorde je wel vaker van mensen die hun ontslag niet aan hun partner durven te vertellen. Een paar dagen een beetje rondfietsen in de polder zou hem goed doen. Wat aan de rivierkant zitten met zijn meegebrachte boterhammetjes en een thermosfles met koffie. De schepen voorbij zien glijden. Een weekje misschien, om afstand nemen. Tot hij het zelf een plek had gegeven. Alsof het geheim pas definitief werd door het met haar te delen. Maar nog even niet. Een andere keer…

De huistelefoon ging. Coby nam op.

‘Het is voor jou. Ene Sylvia.’

‘Ja, ik bel maar even omdat ik het eigenlijk zelf had willen vertellen. Op jouw plek zit voortaan mijn zoon Anton. Ik zou het vervelend vinden als je het van een ander hoort. Ik bedoel: hij heeft gewoon auditie gedaan en is aangenomen.’

Auditie gedaan? Wanneer dan? Er was niet eens een officiële vacature. Dit kon helemaal niet. Dit speelde dus al langer. Er was blijkbaar geroddeld, gestookt en nog voordat hij het zelf wist door het bestuur besloten dat hij eruit zou gaan ten behoeve van die zoon, die Anton.

‘Het is goed, Sylvia. Je hoeft je niet te verontschuldigen en bedankt voor je telefoontje.’

Het klonk hooghartiger dan hij zelf wilde. Hij verbrak de verbinding.

Coby wilde nu wel graag weten wat er allemaal aan de hand was.

‘Je doet de hele avond al zo, ik weet niet, zo anders.’

Hij hoefde morgen niet meer te gaan fietsen.